Als een van de eerste zwarte keepers in de eredivisie krijgt Stanley Menzo oerwoudgeluiden en bananen naar zijn hoofd geslingerd. Ruchtbaarheid wordt er amper aan gegeven. Wel door Menzo zelf, die zich steeds eenzamer voelt. Bij uitwedstrijden loopt hij met negatieve gedachten het veld op. Tijdens wedstrijden hoopt hij op een wereldredding, om het publiek van repliek te dienen. Zijn perfectionisme maakt hem kwetsbaar.
En toch: Menzo leeft het leven waar veel jochies alleen van kunnen dromen. Met Ajax wint hij drie landstitels, de Europacup II en de UEFA Cup. Met Lierse SK wordt hij landskampioen en wint hij de nationale beker. Tweemaal wordt hij verkozen tot Keeper van het Jaar. Maar naast hoge pieken kent Menzo diepe dalen. Door toeval ontsnapt hij aan de SLM-ramp, waarbij medespelers van het Kleurrijk Elftal om het leven komen. Ondanks zijn topvorm wordt hij niet geselecteerd voor het EK 1988. En dan is daar nog Auxerre-uit...
In Menzo vertelt Stanley voor het eerst over zijn gevecht onder de lat.