Edward van de Vendel
Edward van de Vendel (Leerdam, 1964) groeide als oudste van drie kinderen op in een echt onderwijsgezin: zijn vader was hoofd van een christelijke basisschool en zijn moeder was kleuterjuf. Na de middelbare school in Culemborg, waar hij lid was van het schoolcabaret en liedjes ging schrijven, studeerde hij aan de Pedagogische Academie en richtte hij samen met anderen een eigen school op in Heemstede. Vier jaar lang was hij daar directeur, toen wilde hij zelf weer voor de klas en ging hij lesgeven op een school in De Groeve.
Van de Vendel woont nu in Rotterdam. Hij geeft gastcolleges op de Hogeschool van de Kunsten in Utrecht, geeft lezingen over zijn eigen werk en hij schrijft: gedichten, toneel, jeugdromans en non-fictie. Zijn eerste gedichten schreef hij tijdens zijn studie. Hij publiceerde ze in de Blauw Geruite Kiel, de jeugdbijlage van Vrij Nederland. In 1996 verscheen zijn eerste bundel, Betrap me. Voor Gijsbrecht, de bewerking van het drama van Vondel uit 1637, ontving hij in 1999 de Gouden Zoen en ook zijn eerste jongerenroman, De dagen van de bluegrassliefde, werd bekroond met de Gouden Zoen. Dom konijn werd in 2001 bekroond met een Zilveren Griffel. Ons derde lichaam werd bekroond met een Gouden Zoen en voor Opa laat zijn tenen zien ontving hij een Zilveren Griffel.
Edward van de Vendel kreeg grote bekendheid door zijn vrolijke Superguppie-kinderliedjes. Superguppie werd bekroond met de Woutertje Pieterse Prijs, een Zilveren Griffel en een Vlag en Wimpel voor de illustraties. Hij schreef ook het Kinderboekenweekgeschenk voor 2005: Wat rijmt er op op puree? Edward van de Vendel was ook de initiatiefnemer van de Slash-serie, waarvoor hij in 2008 het eerste deel schreef: De gelukvinder.